Princes Glansje lachend en zwaaiend uit haar kasteeltoren

De taarten van
Glansrijk

Lang, heééél lang geleden...

...toen er nog geen tandartsen waren - dat is dus echt heel erg lang geleden - was er een land waar iedereen een gaaf gebit had. Wat zeg je nu? Had iedereen een gaaf gebit? Niemand een gaatje, helemaal niets? Ja, zo was het. Alle mensen hadden mooie, witte tanden en kiezen. En Glansje had de mooiste. Haar tanden straalden je al van verre tegemoet. Ze waren zo mooi en glansden zo sterk, dat als ze in de ochtend vanuit haar torenkamertje naar buiten keek de mensen in het land een zonnebril moesten opzetten. Omdat de zonnestralen weerkaatsten in haar lach. Haar naam was dan ook niet toevallig Glansje, maar dat had je natuurlijk
al begrepen. 

Glansje had zulke mooie, stralende tanden, omdat ze nooit snoepte. Geen taart, geen drop. Nee, zelfs geen suikerspin op de jaarlijkse kermis. Helemaal niets van zoetigheid. Waarom niet? In Glansrijk kenden ze al dat lekkers gewoon niet. En dus aten ze op verjaardagen alleen maar

wortel, broccoli- stronkjes, komkommer, wat zoutjes en worstjes.

Best wel lekker. Maar toch echt heel iets anders dan een chocoladetaart, tompoezen of een spekje. Vind je ook niet?

Glansje was ook nog eens een prinses, dochter van Koning Karel en Koningin Karlijn. Ze was, dat zal je niet verbazen, een heel gelukkig meisje. In een land met gelukkige mensen. Vooral de kinderen waren gelukkig. Want in Glansrijk gingen alle kinderen met plezier naar school en hadden juffen en meesters altijd vrolijke kostuums aan. Verder waren er veel speeltuinen, kinderboerderijen en zwemvijvers met bootjes. Ook de papa’s en mama’s gingen altijd fluitend naar hun werk. Stel je eens voor, allemaal fluitende mensen op

straat. En was je heel oud of kon je even niet werken, dan was er altijd wel een plekje in één van de tuinen van het paleis, waar je met een drankje in een luie stoel bij een schitterende fontein kon zitten. Rustig, genietend en met een lach. Ja, want lachen dat deden de mensen van Glansrijk graag. En veel. Logisch toch, met al die mooie gave tanden. Glansrijk was, zou je denken, dus een mooi land met gelukkige mensen. Iedere dag weer, week in week uit, jaar in jaar uit. Altijd.

Op een zekere dag, ergens in het voorjaar, riepen Koning Karel en Koningin Karlijn hun hofhouding bijeen voor een bespreking. Niet zomaar één, nee een hele belangrijke. Over de komende verjaardag van Glansje. Zij zou binnenkort zes jaar worden. En op school naar groep drie gaan. Al met al een bijzondere verjaardag. Een verjaardag die het koningspaar dan ook extra feestelijk wilde vieren. Zo groot moest het feest worden dat niet alleen alle mensen in Glansrijk maar ook hun kinderen en de kinderen daarvan er nog vele jaren over zouden navertellen. Je begrijpt .. dat is gelukt. Er werden dus heel veel mensen uitgenodigd. Niet alleen uit Glansrijk maar ook koningen, koninginnen, prinsen en prinsessen uit landen ver van Glansrijk. En natuurlijk alle vriendjes en vriendinnetjes van Glansje. Vooral ook Tom, het beste vriendje van Glansje, waarmee zij in en rond het paleis vaak spannende avonturen beleefde.

Kort na de bespreking gingen vele gezanten - dat zijn boodschappers met een brief van de koning - te paard. Bepakt met grote postzakken reden zij over wegen, paden, door bergen en dalen om de uitnodigingen voor het verjaardagsfeest aan de vele gasten te bezorgen. Sommige waren dagen, ja zelfs wel weken onderweg. Tja, auto’s, treinen en vliegtuigen bestonden nog niet.

Op een avond speelden Glansje en Tom weer eens een spannend spel in het paleis. En toevallig kwamen zij in de grote keuken van het paleis. En daar, in een grote kast, stond een klein, kleurig en mooi verpakt kistje met een grote strik erom. Nieuwsgierig als Glansje was, bekeek zij het kistje eens goed. Boven op het kistje stond met sierlijke letters: 

Kaartje met daarop: Voor Glansje omdat je binnenkort jarig bent. Wij komen zeker! Afzender: Koning Rollo, Kasteel nr. 1, Lekkerland

Glansje had nog nooit van Koning Rollo of Lekkerland gehoord, maar Lekkerland klonk haar goed in de oren. Dat begrijp je wel. Ze keek Tom vragend aan en die knikte met een ondeugende lach. Dus opende ze het kistje. Haar naam stond er toch op! In het kistje lag een roze gekleurd hart. Met in het midden het cijfer 6, crèmekleurig met op de randen kleine rode aardbeien. Geen echte, dat zag Glansje meteen. Maar ze hadden wel de vorm van aardbeien. Glansje stak haar neus in het kistje… hm, dat rook lekker! Glansje en Tom keken elkaar aan… ‘doen!,’ zeiden ze tegelijk. En ze proefden. Eerst ieder een klein stukje. Wat was dat lekker! Heerlijk zacht en… zoet. Glansje en Tom straalden er helemaal van. Met roze wangetjes aten zij nog wat stukjes van het hart. Zoiets hadden ze nog nooit geproefd!

Meteen rende Glansje naar haar vader en moeder. Dit moesten zij ook proeven. En dat deden Koning Karel en Koningin Karlijn. De boze rimpel van Koning Karel - hij vond het natuurlijk niet leuk dat Glansje en Tom zo ondeugend waren geweest om het kistje zonder zijn toestemming te openen - was meteen verdwenen. Hij straalde van oor tot oor, met twinkelingen in zijn ogen. En Koningin Karlijn maakte zowaar een dansje van blijdschap, luid zingend: 

‘Dit is heerlijk, smak, smak, smak. Geef mij snel nog maar een hap!’

Ook zij hadden nog nooit zoiets geproefd. ‘Dit en nog veel meer van dit wil ik de gasten op het feest aanbieden,’ zei Koning Karel. ‘Maar wat is het eigenlijk en hoe wordt het gemaakt?’

De volgende dag gaven Koning Karel en Koningin Karlijn alle geleerden - dat zijn mensen die slimme dingen bedenken - opdracht om te ontdekken wat zij nu hadden gegeten. En vooral ook te proberen om die bijzondere lekkere smaak na te maken. En dat deden ze. Met veel plezier. Want iedereen hield van Glansje. Het samen bedenken van recepten en die daarna ook samen proeven, vond iedereen niet alleen leerzaam, maar vooral ook leuk en lekker. En zo gebeurde het dat de bakker met aardbeien ging experimenteren. En voor het eerst gebruik kon maken van de room van de melk van de boerderij net buiten het dorp. Een grijze geleerde ontdekte hoe je door het droogkoken van suikerrietsap een zoete, vaste stof - suiker - kon krijgen. Een zoete  stof die gecombineerd met de room aan die room weer een heerlijke smaak gaf.

Nog geen twee maanden nadat de opdracht was gegeven, waren er in Glansrijk vele, vele nieuwe smaakvolle lekkernijen ontdekt, nieuwe recepten bedacht en opgeschreven. Het hof van Koning Karel en Koningin Karlijn werd overspoeld met zoetigheden. Dagelijks kwamen, vooral bakkers, hun lekkernijen met trots aan de koning en koningin aanbieden. Met door paarden getrokken wagens werden honderden taarten, gebakjes, snoep en ander suikergoed bij het paleis afgeleverd. Er ontstond een lange rij voor de poort. Misschien wel de eerste file in de geschiedenis. Vanaf het ontbijt tot in de late uurtjes moest er worden geproefd.

En zo kwam het dat het verjaardagsfeest van Glansje zoals gewenst groter dan groots werd. Glansje straalde de hele dag van oor tot oor, meer nog dan zij ooit had gedaan. Niet alleen kwamen er duizenden gasten, maar ook werd er bij alle burgers van Glansrijk een taart aan de deur bezorgd. De lekkerste taarten kregen een koninklijke onderscheiding en de bakkers die deze taarten hadden gebakken werden door Koning Karel officieel benoemd tot Koninklijk Banketbakker en Hofleverancier. 

Nog dagen na het feest was iedereen in Glansrijk vrolijk en blij. Vooral op feesten en verjaardagen. Want na het verjaardagsfeest van Glansje werden er op geen enkel feest nog wortels en broccolistronkjes gegeten. Het was taart, taart en nog eens taart.Met snoep en suikergoed voor en na. Je begrijpt, de mensen in Glansrijk voelden zich gelukkig, misschien nog wel meer dan ooit tevoren. Op alle dagen. Iedere dag weer, week na week, jaar na……..Nee!, zo was het niet. Want wat gebeurde er.

Toen Glansje op een zomermorgen, zoals altijd uit haar torenkamertje naar buiten keek, zag iedereen dat er iets mis was. Het zonlicht weerkaatste niet langer in haar lach. En niet lang daarna was haar lach er ook niet dagelijks meer. Waarom niet? Haar tanden waren donker gekleurd en soms had ze zelfs een beetje pijn in haar mond. En Glansje was niet de enige. Ook de gulle lach van de banketbakkers was verdwenen. En die van al hun klanten. Koning Karel en Koningin Karlijn waren ten einde raad. Zo kon het niet langer in hun Koninkrijk. En dus gaf de koning de geleerden uit Glansrijk de opdracht de oorzaak te onderzoeken en met een oplossing te komen. 

En zo kwam het dat zij ontdekten, wat jij natuurlijk al lang weet, zoet doet je tanden geen goed. Het is lekker, maar niet te veel en te vaak!

Niet alleen ontdekten de geleerden dat zoet niet goed voor je tanden is. Ze kwamen ook nog met een oplossing. Een oplossing, waardoor Glansje weer kon lachen en de zonnestralen weerkaatsten in haar lach. Een oplossing, waardoor iedereen in Glansrijk weer gelukkig kon zijn. Iedere dag? Ja, echt iedere dag, elke dag weer jaar in jaar uit. Weet jij welke oplossing? Zo niet, kijk dan maar eens bij de wasbak in je badkamer. 

En als je morgenochtend in de badkamer bent en net als Glansje even naar buiten kijkt, poets dan eerst twee minuten je tanden en kiezen en tel dan het aantal zonnebrillen dat je op straat ziet. Zie je geen mensen met een zonnebril, dan schijnt vast de zon even niet, maar kan je wel met witte tanden en een stralende lach naar buiten. 

Zeker als je die dag ook nog eens jarig bent!