Princes Glansje lachend en zwaaiend uit haar kasteeltoren

Help! De tandenfee
is zoek!

Lang, heééél lang geleden...

...toen er nog geen tandartsen waren - dat is dus echt heel erg lang geleden - was er een land waar iedereen een gaaf gebit had. Wat zeg je nu? Had iedereen een gaaf gebit? Niemand een gaatje, helemaal niets? Ja, zo was het. Alle mensen hadden mooie, witte tanden en kiezen. En Glansje had de mooiste. Haar tanden straalden je al van verre tegemoet. Ze waren zo mooi en glansden zo sterk, dat als ze in de ochtend vanuit haar torenkamertje naar buiten keek de mensen in het land een zonnebril moesten opzetten. Omdat de zonnestralen weerkaatsten in haar lach. Haar naam was dan ook niet toevallig Glansje, maar dat had je natuurlijk al begrepen. 

Wat leuk dat je er weer bent! En laten we dan nu snel met het verhaal beginnen, want in Glansrijk zijn alle kinderen in rep en roer. Echt waar, en waarom? De tandenfee is zoek! Ook Glansje maakt zich zorgen, maar Glansje zou Glansje niet zijn als... Nu ja, lees maar verder, dan ken je straks het hele verhaal.

Het was op een ochtend in de voorjaarsvakantie dat Glansje wakker werd van het geluid van de grote haan in de achtertuin van het paleis. Kukeleku, kukeleku, je kent het wel. Ze keek meteen onder haar hoofdkussen, want de avond ervoor had ze daar een tand neergelegd, mooi ingepakt in kleurrijk papier. Haar moeder Koningin Karlijn had haar verteld over de tandenfee. De fee die als je aan het wisselen bent, ‘s nachts je tand ruilt voor en muntstuk. Ze keek en keek nog eens. De ingepakte tand lag er nog precies als toen ze ging slapen. Teleurgesteld liep ze naar de ontbijtzaal. Daar aangekomen bleek die helemaal vol te zitten met belangrijke mensen. En natuurlijk Koning Karel. ‘Nergens, helemaal nergens, bij geen enkel kind!,’ 

riep een adviseur van de koning alle aanwezigen toe. ‘Overal horen wij verhalen over verdrietige kinderen en dat kan natuurlijk niet in Glansrijk.’ Je begrijpt het misschien al. In heel Glansrijk was de tandenfee die nacht niet gekomen. En de nacht daarvoor ook al niet.

Glansje trok snel haar jurkje aan en holde naar Tom. Ze kwam hem bij de grote vijver al tegen. Luid roepend en wuivend met zijn lange armen kwam hij haar tegemoet:

‘De tandenfee is zoek, we moeten iets doen!’

Al pratend en denkend, liepen ze door de Paleistuinen en zonder het te merken dwaalden ze verder en verder. Totdat ze opeens zagen dat het een beetje schemerig leek te worden, de voorjaarszon was nergens meer te zien. Ze waren in een groot woud terecht gekomen. Dat is een oud en dichtbegroeid bos met hoge bomen. Brrr, best een beetje griezelig.

Opeens hoorden ze een geluid. Wat was dat nu? Glansje en Tom hielden gespannen hun adem even in en luisterden goed.

‘Help, wie helpt mij?,’

hoorden ze een lief stemmetje roepen. Meteen gingen ze kijken; het geluid kwam vanachter een grote struik. Daar zat ze, een lief meisje. Nee, geen meisje, ze had mooie, doorzichtige vleugeltjes en een lichtblauw jurkje met glittertjes aan. Het was…, jawel, de tandenfee. Met traantjes op haar wangetjes.

Glansje droogde de tranen met haar prinsessenzakdoek en toen vertelde de tandenfee waarom ze zo moest huilen. Haar toverstafje, een hele mooie met kleine diamantjes, was weg. Zomaar opeens verdwenen toen ze een paar dagen geleden even een middagslaapje had gedaan. Wat nu?

Glansje en Tom wisten het meteen - jij weet dat vast ook - zoeken! En dat deden ze. Ze keken onder struiken, tussen de varens en onder de bladeren. Niets. Na uren zoeken waren ze zo moe dat ze even tegen een omgevallen boom gingen rusten. Terwijl ze zat na te denken waar ze nu nog konden zoeken, keek Glansje omhoog. En daar, hoog in de boom zag ze iets glinsteren tussen de bladeren van een tak. Ze keek nog eens goed en jawel, daar lag het toverstafje. In een nest van een… ekster. Zoals je misschien weet, zijn eksters heel nieuwsgierig. Ze staan er om bekend glimmende voorwerpen als sierraden en zilveren theelepeltjes te ‘stelen’ en naar hun nest te brengen.

‘Hee, jij daar, lieve ekster, weet je wel wat je hebt gedaan?,’

riep Glansje. De ekster keek verrast vanuit zijn nest naar beneden. ‘Nee, wat is er dan?,’ kraste hij. Glansje vertelde hem wat er aan de hand was en dat alle kinderen in Glansrijk verdrietig waren. En de tandenfee zelf natuurlijk. Toen de ekster dat hoorde, vloog hij meteen uit de boom naar beneden met het toverstafje in zijn bek. Met een bijna rode snavel van schaamte. De tandenfee was dolgelukkig. En Glansje en Tom natuurlijk ook.

Snel liepen ze terug naar het paleis, uit het woud en door de weilanden.

De zon verdween al achter de horizon. De tandenfee wees hen de weg, waarbij ze haar toverstafje lachend heen en weer zwaaide en een vrolijk tandenliedje zong: ‘Wil je mooie tanden en kiezen, wil je ze stralend en wit, poets ze voor het slapen en je krijgt zo’n gebit.’ Nog net voor het avondeten kwamen ze hongerig terug in de ontbijtzaal van

het paleis. Daar zaten de belangrijke mensen nog steeds door elkaar heen te roepen over wat ze nu het beste konden gaan doen om de tandenfee te vinden. Glansje en Tom moesten er in een hoekje van de zaal een beetje om giechelen. Die rare volwassenen toch altijd. Na het eten gingen ze snel naar bed, moe maar heel, heel tevreden.

En de volgende ochtend? Je begrijpt het al.

Onder haar kussen vond Glansje een opgepoetst muntstuk. Met een prachtige tekening van de tandenfee. Een tekening van een groot, rood hart met een klein ekstertje er in. Ze moest hard lachen en voelde zich weer blij en gelukkig als altijd. En zij niet alleen. Want door het open raam van haar torenkamertje hoorde ze vele blije kindergeluiden. De tandenfee had het die nacht druk gehad.

En zo was Glansrijk weer Glansrijk, zoals het altijd was. Een land met alleen maar gelukkige mensen. En mocht je de volgende keer als je je tanden poetst denken of een ekster echt met kinderen kan praten, denk dan maar aan je eigen lievelingshuisdier, je hond, kat of je olifant - nee, die natuurlijk niet - met hun praat je toch ook!