Princes Glansje lachend en zwaaiend uit haar kasteeltoren

Glansje en het
lente-feest

Lang, heééél lang geleden...

...toen er nog geen tandartsen waren - dat is dus echt lang geleden - was er een land met alleen maar gelukkige mensen. Vooral de kinderen waren blij. Dat kwam ook, omdat ze allemaal schitterende witte tanden en kiezen hadden. En Glansje, een prinsesje, die had wel de mooiste. Ze waren zo mooi en glansden zo sterk, dat als ze in de ochtend vanuit haar torenkamertje naar buiten keek de mensen in het land een zonnebril moesten opzetten, omdat de zon haar tanden nog witter liet stralen. Ze heette niet toevallig Glansje, maar dat had je natuurlijk al begrepen. 

‘Tetteretett!,’ leek het wel te klinken boven het veld met narcissen. Als trompetten rekten de gele bloembladeren zich uit tussen het verse, groene gras, blij met de nieuwe lentedag. Ook de koeien waren vrolijk. Ze holden en sprongen rond of snoven de geur van de hyacinten op. ‘Wij zijn er ook weer hoor en we ruiken heerlijk,‘ leken die te zeggen.

Ondertussen poetste Glansje haar tanden in haar torenkamertje. Eerst de bovenkant, buitenzijde, dan de kauwvlakken en kiezen. Daarna de binnenkant en dan naar onderen. Netjes twee minuten lang. Met een schuin oog keek ze naar de poetsplaat van Tom, naast haar spiegel, of ze al haar tanden en kiezen goed had gepoetst. Dat had ze, natuurlijk.

Haar tanden schitterden zoals iedere dag.

Voordat ze naar beneden ging, keek ze nog even uit haar torenraam en zwaaide naar de boeren. Die waren vandaag extra vroeg opgestaan. Het was dan ook een bijzondere dag. Waarom? Omdat het vandaag feest was: het Lente-feest! Een dag die in Glansrijk ieder jaar werd gevierd. Het feest van de overwinning van de lente op de winter en van het licht op het donker. Ja, de tijd van groeien en bloeien was weer aangebroken in Glansrijk, de tijd van levenskracht en het nieuwe leven. Voorjaar dus. En daarmee de tijd om graan, zomertarwe maar ook bieten en courgettes, van die grote, groene en iets gestippelde groente, te zaaien. 

‘Dong,’ klonk de koperkleurige bel in de hal van het kasteel.

‘Dat moet Tom wel zijn,’ dacht Glansje. Snel deed ze de grote houten deur open. ‘Hallo Tom, loop je mee naar de keuken, dan eet ik nog even een beschuitje met kaas voordat we naar buiten gaan,’ zei ze vrolijk. Nog voor ze in de keuken kwamen, roken ze de geur van vers gebakken brood. De kok stond fluitend bij zijn oven. ‘Hallo, lieve kinderen, jullie zijn echt nog te vroeg voor de feestelijke lente-lunch.

Ik ben nog lang niet klaar hoor.’ Hij zette zijn grote handen tegen zijn ronde buik en knipoogde. ‘Maar jullie kunnen mij wel helpen door de vers gelegde eitjes bij de kippen weg te halen. Willen jullie dat voor mij doen?’ Dat vonden Glansje en Tom natuurlijk goed en snel vertrokken ze richting de kippenren, ieder met een mandje in hun hand.

Buiten aangekomen hoorden ze de kippen al vrolijk tokkelen. Tok, tok tok tok. ‘Het lijkt wel of zij weten dat we de eitjes vandaag extra lekker en groot willen hebben,’ zei Tom lachend. De haan had Tom misschien wel gehoord en zette zijn keel nog eens stevig op ’Kukelekuuuu!’ Een nog wat slaperige kip viel bijna van haar stok af. 

Met hun rieten mandje met wat stro er in liepen Glansje en Tom al eieren rapend door het kippenhok. Na een tijdje hadden ze twee hele manden vol met grote witte eieren. Genoeg voor alle gasten die door Koning Karel en Koningin Karlijn waren uitgenodigd. De kok zal er blij mee zijn. En zij zelf natuurlijk ook, want een eitje of misschien wel twee bij de lente-lunch vonden zij ook zo lekker. Jij toch zeker ook? Maar eerst gingen ze naar de paleistuin. Lekker even in het mooie groene gras liggen en genieten van de bloemen, de bijtjes en het plezier van de spelende kinderen.
 

Net toen Glansje haar oogleden langzaam dicht vielen, hoorde ze een geluidje. Wat was dat nu? ‘Hoorde je dat ook, Tom?’ Tom luisterde en luisterde. Maar nee, hij hoorde niets. ‘Ik zal het wel hebben gedroomd,’ zei Glansje en ze sloot haar ogen weer. ‘Hallo, lieve Glansje. Je hoorde het goed hoor!,’ klonk het nu iets luider. Glansje ging meteen recht overeind zitten. Ze wist het nu zeker, ze had een zacht stemmetje gehoord. Ze keek om zich heen maar er was niemand. Vreemd hoor. ‘Hier, in je mandje.’ Glansje keek verbaasd in haar mand met eieren en zag… het is echt geen sprookje, een groot wit ei met een kleine mond. ‘Jawel, ik kan praten. Nou ja, alleen vandaag dan. Omdat het vandaag Lente-feest is.’ Glansje en Tom konden hun ogen en oren niet geloven. 

Een pratend ei!, daar hadden ze nog nooit van gehoord. 

‘Dag mooi wit ei,’

zei Glansje, ‘wat ben jij groot.’ ‘Ja, groot en lekker,’ zei het ei. ‘maar ook zo wit.’ Glansje hoorde een verdrietige toon in de stem van het ei. ‘Maar een ei is toch heel vaak wit, dat is toch geen reden om verdrietig om te zijn?,’ zei ze met een lieve stem. ‘Ja,’ zei het ei, ‘dat is waar. Maar vandaag is het Lente-feest en kijk eens om je heen.’ Glansje en Tom keken om zich heen, maar zagen niets bijzonders. De tuin stond er prachtig bij met overal mooi gekleurde bloemen. Rode, gele, paarse en blauwe. Ja, alle kleuren van de regenboog. Maar ja, het was dan ook weer lente. En dan ziet de wereld er kleurrijk uit, zeker in Glansrijk waar ook de mensen er altijd vrolijk uitzagen met kleurige kleding. ‘We zien overal kleur, maar niets bijzonders,’ zeiden ze tegelijk. Langs het ei druppelde een traantje omlaag. ‘Dat is nu precies wat ik bedoel. De wereld staat in kleur en geur, en wij zijn altijd maar wit. En dan is het ook nog eens Lente-feest. Weet je, wij eieren willen vandaag ook graag een kleurtje.’.

Glansje dacht na over wat het ei haar net vertelde. Ze begreep het eigenlijk heel goed, want ook zij zou straks een mooie, fleurige jurk aandoen.

‘Weet je wat, ik heb een idee,’ riep Glansje uit en haar ogen straalden. ‘We gaan jullie schilderen. Nog voor de lunch hebben jullie allemaal een kleurtje, wat zeg ik, heel veel kleuren. Gestreept, met stippeltjes of misschien wel met een kleine tekening of een gezichtje. Vind je dat wat?’ Nou, dat was zo. En niet het ei alleen was blij, alle eieren waren dolgelukkig. Van plezier dansten ze in het mandje. ‘Hela, voorzichtig jullie. Anders gaan jullie nog stuk,’ riep Tom geschrokken.  

Even later waren de eitjes gekookt en zaten Glansje en Tom te schilderen. Op het gras lag een kleedje en na een uurtje schilderen zagen alle eieren er prachtig uit. ‘En nu snel omkleden en aan tafel,’ riep Glansje uit. 

Aan de grote tafel in het paleis zaten heel veel mensen. Koning Karel en Koningin Karlijn natuurlijk, maar ook de geleerden van het land, de smid, de tuinman en natuurlijk juf Danae, de lieve lerares van Glansje en Tom. Iedereen was op zijn mooist gekleed. ‘Op je Lente-best’ zei iedereen in Glansrijk dan. En wat keken ze hun ogen uit. De tafel was koninklijk gedekt. Er stond een prachtig servies - dat is zeg maar een bij elkaar passende verzameling van kopjes, schoteltjes, borden en schalen - met een mooi zilveren bestek, messen, lepels en vorken. Maar ook heerlijk geurend brood, jam, kaas, fruit en nog veel meer. En… je begrijpt het al, heel veel prachtige eieren. In alle kleuren. Wat een vrolijkheid, iedereen keek helemaal blij. Die Glansje en Tom toch. Hoe waren ze nu weer op dit schitterende idee gekomen. En toen Glansje en Tom schoon gewassen en omgekleed binnen kwamen, applaudisseerden ze dan ook allemaal. Niemand die het zag, maar de eitjes maakten ook een sprongetje.

‘Vanaf nu versieren we eieren met het Lente-feest,’ riep Koning Karel luid naar het tafelgezelschap, ‘Als dank voor de kippen en hun lekkere eitjes en ter ere van de lente’. Wat was hij trots op zijn dochter. ‘Eet u allen smakelijk. ’En dat deden ze. Glansje en Tom schonken ook een heerlijk glas verse jus d‘orange in. Daar zit best veel suiker in, dat wisten ze natuurlijk wel. Maar vandaag was dat niet erg. En vanavond zouden ze als iedere dag hun tanden weer goed poetsen.

Later die dag lagen Glansje en Tom met een goed gevulde buik nog even in het gras na te genieten van deze bijzondere dag. De zon begon al te dalen en scheen in hun gezicht. Glansje keek uit over de tuinen van het paleis. In de verte zag ze iets bewegen. ‘Tom, zie jij dat ook?,’ riep ze opeens uit. ‘Het lijk wel of daar een paar hazen lopen met ieder een mandje eieren.’ Tom en Glansje begrepen er niets van, maar jij, jij natuurlijk wel.