Princes Glansje lachend en zwaaiend uit haar kasteeltoren

Glansrijk en het grote
'geef-feest'

Lang heééél lang geleden...

...toen er nog geen tandartsen waren - dat is dus echt heel erg lang geleden - was er een land waar iedereen een gaaf gebit had. Wat zeg je nu? Had iedereen een gaaf gebit? Niemand een gaatje, helemaal niets? Ja, zo was het. Alle mensen hadden mooie, witte tanden en kiezen. En Glansje had de mooiste. Haar tanden straalden je al van verre tegemoet. Ze waren zo mooi en glansden zo sterk, dat als ze in de ochtend vanuit haar torenkamertje naar buiten keek de mensen in het land een zonnebril moesten opzetten. Omdat de zonnestralen weerkaatsten in haar lach. Haar naam was dan ook niet toevallig Glansje, maar dat had je natuurlijk al begrepen. 

Glansrijk is een mooi land. Met alleen maar gelukkige mensen. Daarom zijn ook de koning van het land, Koning Karel en zijn vrouw, Koningin Karlijn, gelukkig. En vooral hun dochter, Glansje, is een gelukkig en vrolijk meisje. Dat zij zo heet, komt omdat ze prachtige witte tanden heeft. Als de zon er op schijnt, schitteren ze je tegemoet. Ze schitteren zo sterk dat als zij in de ochtendzon voor het raam in haar torenkamertje staat alle boeren op het land haar al van verre kunnen zien. En waarom is haar gebit zo wit? Dat weet je wel als je elke dag je tanden en kiezen poetst. En dat dan twee keer, anders kan het natuurlijk niet. 

Glansje had ook een vriendje. Ze speelde graag met hem in de mooie tuinen van het paleis. Hij heette Tom en was een stoere jongen met lange armen, sproeten en een gulle lach. Tom was nergens bang voor, net als Glansje. Glansje was ook slim. Zaten grote mensen ‘met de handen in het haar’ - zo zeggen ze dat als ze geen oplossing voor een probleem weten - dan kwam Glansje met een goed idee.

In Glansrijk was de zomer al lang voorbij. Het was alweer december, winter dus. En koud. Op de kalender in de hal van het paleis streepte een lakei - dat is een bediende in het paleis - het Romeinse cijfer IV door. ‘Brrrrr,’ zei hij hardop tegen zichzelf, ‘Dat was gisteren. Die dag is al weer voorbij.’

Het leek wel extra koud dit jaar. Buiten aan de ophaalbrug hingen grote ijspegels. Hij deed de wollen kraag van zijn kleurige jasje nog een beetje hoger. Echt heel vrolijk werd hij niet van dit koude winterweer. Veel liever zat hij in een luie stoel, lekker luieren in de zon. Mmm, lekker. Maar luieren was er vandaag niet bij. Helemaal niet zelfs. 

Weet je waarom? Nee hè? Lees dan maar snel verder.

In de grote zaal van het paleis liep Koning Karel al armen zwaaiend heen en weer. En snel ook. Zijn wijde mantel - dat is een soort jas - wapperde er van. Wat was hij druk. Op zijn voorhoofd zaten zelfs een paar druppeltjes zweet. Koningin Karlijn zat op haar troon. Nou ja netjes zitten, deed ze niet echt. Ze hing een beetje onderuit. ‘Pfff,’ zei ze alleen nog maar, ‘Pfff.’ Meer kwam er niet uit haar mond. Want ook zij was heel erg druk geweest. En waren zij de enige? Nee hoor. In het hele paleis was het een drukte van belang. Al dagen lang holden lakeien door de gangen van het paleis. Ze droegen kisten, jute zakken, kleine pakjes en nog veel meer. In alle hoeken van de keuken stonden lekkernijen, chocolade, kruidnoten, taaitaai poppen en nog veel meer. De kok, die met zijn gezellige ronde buik, leek zelfs wel een beetje dunnetjes te zijn geworden. Maar hij had dan ook hard gewerkt. Zo hard zelfs dat hij tussendoor maar één keer tijd had om een chocolaatje te eten! Opeens klonk vanaf de binnenplaats van het paleis het geluid van een trompet.

‘Ta taa, ta ta ta taaaa.’ 

Koning Karel maakte een sprongetje van blijdschap. ‘Jippie,’ riep hij, ‘Het is ons weer gelukt. Alles is op tijd klaar voor het grote geef-feest. Het geef-feest wordt dit jaar weer schitterend!’

Ook Koningin Karlijn sprong op van haar troon. ‘Wat heerlijk!,‘ zei ze met een vrolijke stem. ’Wat heerlijk dat ik mijn familie, vrienden en de kinderen van Glansrijk weer kan bedanken met een cadeautje. Omdat ze lief voor me zijn of zomaar, omdat geven gewoon leuk is. Geven aan mensen maakt mij zo gelukkig.’ Ze maakte er een danspasje bij. En nog één. En begon toen te zingen. Koning Karel schraapte zijn keel en zong uit volle borst mee. Samen dansten ze over de vloer. Wat waren ze gelukkig!

Achter in de grote zaal ging de deur zachtjes open. Glansje kwam binnen. ‘Papa, mama, zijn jullie niet iets vergeten?’ Haar ouders stopten met hun dansje. Koning Karel keek zijn dochter vragend aan. ‘Wat kan dat nu zijn? Als altijd heb ik aan alles gedacht.’ Glansje schudde haar hoofd. ‘Dit keer niet. Ik keek net naar de cadeautjes in een paar jute zakken en nergens zat er een gedichtje met poetstips bij.’ Koning Karel en Koningin Karlijn trokken witjes weg. Van schrik natuurlijk. Zaten er geen poetstips bij? Dat was verschrikkelijk! Stel je eens voor dat alle kinderen op het grote decemberfeest de hele dag door snoepen en drinken. Of nog erger, dat ze na het eten van alle lekkernijen vergaten om hun tanden te poetsen. Twee minuten lang. En dat in Glansrijk! Koning Karel wist zich geen raad. ‘Wat moeten we nu? We hebben helemaal geen tijd meer om de poetstips te schrijven. En al zeker niet in rijm. Vanavond is het al feest!’ Koning Karel begon te ijsberen. Je kent dat wel. Je ziet het ijsberen in de dierentuin ook wel doen. 

‘Ik heb een idee.’ Glansje keek haar ouders stralend aan. Die Glansje toch, dacht Koning Karel. Heeft ze weer een oplossing? ‘Herinneren jullie je nog die aardige man die een jaar geleden op bezoek was? Die uitvinder. Klaas, zo heette hij. 

Hij had een mooie rode hoed en van die lange, blonde krullen.

Met zijn glanzende schimmel kwam hij uit een ver en zonnig land. Om jullie over zijn nieuwe uitvinding te vertellen. Een soort werktuig. Na een paar dagen logeren trok hij weer verder naar een ander land.’

Koningin Karlijn maakte een sprongetje. ‘Je hebt gelijk, ik weet het nog goed. Je bedoelt de… uh, uh... de drukpers! Van één gedichtje kon je er daarmee wel honderd maken.’ Blij keek ze in de richting waar Koning Karel net nog had gestaan. ‘Lieve Karel, wat vind je…’ Maar Koning Karel was er al niet meer. Hij rende door de gangen van het paleis. Naar buiten toe en de brug over. Met weer een paar druppeltjes op zijn voorhoofd stormde hij de smederij naast het paleis binnen. En daar, daar stond de drukpers. Net in elkaar gezet. Glimmend en wel. Een smid, een gespierde man met een kaal hoofd, veegde net een laatste zwarte veeg van zijn voorhoofd af. Verrast keek hij naar Koning Karel. ‘Zo, u bent er snel bij. Hoe wist u dat de drukpers al klaar is?’

Kort daarna ratelde de drukpers op volle kracht. Naast de pers lag al een grote stapel papier met poetstips. Koning Karel las er een paar hardop:

Poets je tanden twee keer per dag. En ga lekker slapen met een lach. Eet chocolade, noten en vooral ook krenten, maar denk eraan: op één dag niet meer dan zeven eet-momenten.

Nu was alles klaar voor het feest, dat wist hij zeker. Buiten op de binnenplaats klonk er weer luid getrompetter. Een koninklijke omroeper - lang geleden was dat iemand die belangrijke mede-delingen in het land omriep, want telefoon of televisie bestonden toen nog niet - riep: ‘Het is de hoogste tijd, het is de hoogste tijd! Verkleed je en pak de verven. Kleur je gezicht zo dat niemand je nog herkent. Want het gaat om het ‘geven’ aan die ander en niet om jezelf. Geven zonder iets terug te verwachten, is nog leuker. Mensen uit Glansrijk; Het grote Glansrijk geef-feest kan beginnen!’ 

Ook Koning Karel en Koningin Karlijn opende hun verkleedkist. En de kist met verf. Er zaten allemaal potjes in. Potjes met verf in heel veel kleuren; rood, geel en blauw. ‘Allemaal zelf gemaakt,’ zei Koning Karel trots. ‘Gemaakt van kleuren die in planten zitten.’ Wist je dat dat kan? Kleuren gemaakt van planten? Het kan echt. Vaak uit de wortels of bollen.
En lang geleden deden ze dat vaak. 

Een paar uur later liepen er in het hele paleis allemaal vrolijke, verklede mensen rond. En wat een kleuren zag je overal. Rood, geel en groen geschminkte gezichten. Soms van alles door elkaar. Op hun hoofd droegen veel mensen een hoedje, muts of gekleurde lap. Versierd met vogelveren. Het was één groot kleurig feest. 

Toen de zon achter de bergen onderging en het donker werd kon het geef-feest echt beginnen.

Koning Karel, Koningin Karlijn, Glansje, Tom en veel, heel veel lakeien liepen zingend over de ophaalbrug bij het paleis. Langs de weg stonden overal lantaarntjes. Op hun rug droegen ze jute zakken. Gevuld met nootjes, fruit, lekkernijen en cadeautjes. En natuurlijk met de poetstips.

In alle huizen, boerderijen en in de molen hoorde je de mensen vrolijk zingen. Iedereen was blij, vooral de kinderen. Samen zingen, lekker eten en een pakje krijgen. Daar wordt je blij van. Het bleef die avond nog lang vrolijk in de straten en huizen van Glansrijk. Vroeg naar bed was er deze feestavond echt niet bij. 

Achter de bergen, achter de bossen en ver voorbij een grote zee, was de zon ook ondergegaan. Klaas zat bij een haardvuurtje. Zijn kinderen pakten elk een cadeautje uit. Klaas glimlachte en dacht terug aan zijn bezoek aan Glansrijk. Het was alweer een jaar geleden. Zachtjes zei hij: ‘Ja, lieve kinderen, het grote geef-feest. Dat mooie idee heb ik van mijn reis naar Glansrijk mee naar huis genomen.’

En jij, denk je dat dit sprookje over het Sinterklaasfeest gaat? Misschien wel, misschien ook wel niet. Maar het maakt toch eigenlijk niets uit! Je wordt van geven gelukkig, daar gaat dit verhaal over. Slaap lekker als je nu gaat slapen. En uh, vergeet niet om je tanden te poetsen.